dinsdag 17 mei 2016

Discussie met de auteur van 'Heineken in Afrika'


Op 20 april 2016 presenteerde Olivier van Beemen bij boekhandel Van Pampus in Amsterdam zijn boek 'Heineken in Afrika'. Hij vertelde over zijn onderzoek en de achtergronden van zijn bevindingen.

Heineken, de Nederlandse bierbrouwer, heeft zich sinds de vorige eeuw in meer dan 20 landen in Afrika gevestigd en bestuurt direct of in partnerschap een vijftigtal brouwerijen op dat continent. Van Beemen kreeg het idee voor dit boek toen hij in Tunesië verslag deed van de Jasmijnrevolutie in 2011. Hij ontdekte daar bij toeval dat Heineken zich had verbonden aan de clan van de machthebbers, om zo hopelijk snel tot de markt te kunnen toetreden.

Hoge winst op bier in Afrika
Sinds de jaren vijftig was de bieromzet in Afrika goed voor een kwart van de totale bierproductie en twintig procent van de wereldwijde winst van Heineken. De winst op bier ligt in Afrika ongeveer 50% hoger dan in de rest van de wereld. Dat is mogelijk omdat er ten eerste weinig concurrentie in Afrika is. De top-drie brouwers in Afrika hebben 93 procent van de markt. Zij kunnen zo gemakkelijk prijsafspraken maken. Verder zijn de personeelskosten natuurlijk lager in Afrika en worden er ter besparing ook steeds meer banen uitbesteed. Ook worden grondstoffen vaak betrokken van externe dochterondernemingen, die hoge prijzen rekenen. Zodoende zijn de winstmarges in Afrika veel hoger dan in Europa. De officiële reclamecode van het bedrijf wordt in Afrika regelmatig overschreden, waardoor hogere omzet behaald kan worden.

MVO via de Heineken Africa Foundation
Maatschappelijk verantwoord ondernemen is ook voor Heineken een essentieel deel van de onderneming. Bedrijven kunnen iets goeds doen door het uitoefenen van hun economische activiteiten en er is geen subsidie nodig om iets tot stand te brengen wat aansluit bij de markt. Echter, veel bedrijven willen meer: iets terug doen voor de bevolking en de aarde, tevens ter (mede)rechtvaardiging van hun activiteiten. De bijbehorende term is 'From Aid to Trade'. Heineken zelf zou deze nevenactiviteiten niet fundamenteel vinden: Je zou de grens tussen de onderneming en een ontwikkelingsorganisatie kunnen overschrijden. Toch hebben zij in 2007 de 'Heineken Africa Foundation' opgericht, die juist dat soort projectjes uitvoert die de hulpsector jarenlang heeft verricht.

Na de boekpresentatie door de auteur werd er levendig gediscussieerd aan de hand van de volgende drie stellingen:

Stelling 1 : Investeringen van Nederlandse bedrijven in Afrika zijn belangrijk voor Afrika en voor die bedrijven (werk, inkomen, groei).

Volgens Heineken leveren hun bedrijven een positieve bijdrage aan Afrika. Dit werd door de auteur anders ervaren. Hij noemde een aantal redenen: Veel van de grondstoffen voor de bierproductie worden uit het buitenland betrokken, vaak bij externe dochterondernemingen van Heineken die daardoor veel winst maken. Het zou i.v.m. belastingheffing en werkgelegenheid beter voor de landen zijn deze zo veel mogelijk lokaal aan te schaffen.

Positief effect op de economie is dat er een hoeveelheid banen wordt gecreëerd en een bepaalde continuïteit die de onderneming verschaft. Hier tegenover staat dat de brouwer vrij recent een aantal lokale bedrijven in Ethiopië heeft opgekocht en gesaneerd. Het productieproces werd vernieuwd en geoptimaliseerd. Hierbij gingen ± 800 arbeidsplaatsen verloren. Het is niet duidelijk of Heinekens activiteiten leiden tot een grotere bedrijvigheid door andere bedrijven. Als dit al zo is, dan is dit vrij kleinschalig.

De pensioenvoorzieningen en opleidingskansen, die Heineken aan zijn vaste medewerkers biedt, geven hen wèl de kans om een eigen onderneming op te zetten, wat goed is voor de economie in het algemeen. Ook biedt de brouwer medische verzorging (o.a. voorziening van HIV/Aidsremmers) aan het vaste personeel; maar dit geldt niet voor interim- of uitzendkrachten behoudens in geval van ongelukken.

Men kan stellen dat de negatieve gevolgen van de consumptie van grote hoeveelheden alcohol de landen meer kost dan het opbrengt, zij het indirect en moeilijk te meten. In Afrikaanse landen worden dit soort economische onderzoeken weinig of niet onafhankelijk uitgevoerd en als er al gegevens beschikbaar zijn, dan worden die geleverd door de ondernemingen zelf, met daaraan natuurlijk hun eigen tintje.

Heineken betaalt onvermijdelijk veel accijns aan de overheden in de verschillende landen, wat bijdraagt aan de economie. Een onoverkomelijk minpunt hierbij is, dat het die overheden natuurlijk vrij staat met dit geld te doen wat zij willen b.v. het kopen van wapens en/of financieren van politie/leger, wat soms kan leiden tot schendingen van de mensenrechten.

Vaak zijn plaatselijke overheidsdienaren aandeelhouders in Heineken’s lokale bedrijven, waardoor Heineken een invloed kan doen gelden bij de politiek, en andersom heeft de politiek invloed in de bedrijven.

Stelling 2 : Bij de investeringen van Nederlandse bedrijven in Afrika zouden specifieke beleidsmaatregelen en kosten nodig zijn die te maken hebben met de zwakke omgeving. Daarbij kunnen NGO’s een rol spelen.

Er wordt binnen het huidige Nederlandse ontwikkelingsbeleid aangedrongen op meer handel, en dus meer inzet van het bedrijfsleven, als aanjager van ontwikkeling. In principe sluit een bedrijf aan op de bestaande markt. NGO’s kunnen een waakhondfunctie hebben en aan de bel trekken als een bedrijf over de schreef gaat.

Er wordt een voorbeeld gegeven waarbij er gestreefd wordt naar samenwerking tussen lokale boeren en de brouwer. Dit is een aardig idee. Het zou een stabiele afzetmarkt voor lokale landbouwproducten kunnen geven. NGO’s kunnen hun ervaring met boeren ten dienste gaan stellen van dit samenwerkingsproces, bijvoorbeeld om boeren te helpen lokale ingrediënten te verbouwen. Echter, dit heeft ook zijn risico’s. De brouwer is leidend in deze samenwerking. Het commercieel belang en beleid staan altijd op de eerste plaats. Als elders de grondstoffen toch goedkoper blijken te zijn, dan schromen zij niet om de boeren te laten vallen. Ook de NGO’s zullen dan hun geloofwaardigheid verliezen.

De lobbykracht van een bedrijf als Heineken is groot, zelfs in Nederland. Vergunningen zijn nodig, belastingen worden betaald, wat zeker in Afrika activiteiten achter de schermen zal doen plaats hebben, die misschien niet allemaal door de beugel kunnen.

Stelling 3 : Nederlandse bedrijven moeten niet alleen legaal opereren maar ook ethisch verantwoord handelen.

Dat Nederlandse ondernemingen legaal moeten opereren en hun beleid ethisch verantwoord moet zijn spreekt voor zich. Uitbuiting moet worden vermeden. Dat neemt niet weg dat Afrikaanse overheden hun zaken ook op orde moeten hebben.

Door het uitbesteden van werk kunnen externe bedrijven die een deel van de taken binnen de brouwerijen te doen hebben gekregen, de mogelijkheid hebben tot uitbuiting. Hier zouden Nederlandse bedrijven kunnen verbeteren, ook al zou dit voor een deel ten koste gaan van de winst.

Heineken krijgt daarom ook een goede raad van de aanwezigen mee: Om een duurzaam personeelsbeleid te voeren zou het voor de onderneming raadzaam zijn personeel in vaste dienst te hebben en minder extern personeel via bureaus te gebruiken.

Er wordt gezegd dat ethisch ondernemen zich dient af te spelen op de bedrijfsvloer, zonder zich te bemoeien met overheidszaken. Er wordt een voorbeeld gegeven waarbij het bedrijf zich richt op taken die eigenlijk “des overheids” zijn, zoals voorlichting over de nadelige effecten van alcoholgebruik op de samenleving. Dit is een moeilijke spagaat voor het bedrijfsleven. Commerciële interesses en belangen kunnen een onder- of zelf boventoon spelen.

Conclusie
Hierboven werd al aangegeven dat economisch onderzoek en statistieken in Afrika meestal zwak zijn. De gegevens die wel bestaan komen vaak van de bedrijven zelf, die er geen belang bij hebben zichzelf in een slecht daglicht te plaatsen.
Als algemene conclusie van de auteur en van de discussie in de zaal komt naar voren dat het duidelijk is dat de onderneming in zekere mate bijdraagt aan de economische ontwikkeling van Afrika. Echter het succes van de bierindustrie staat netto gezien de ontwikkeling van Afrika in de weg.

verslag: Gerrit van de Klashorst, Margo Kooijman en Karel van Hoestenberghe, BoekWorc